Populair verkoopsargument voor elektrische auto’s: acceleratiecijfers. De sprinttijd naar 100 km/u is hét marketingwapen geworden om kopers te overtuigen dat de meerprijs voor een EV “zinvol” is. Immers, zelfs gezinswagens leveren vandaag cijfers af waar niet zo lang geleden een sportwagen voor nodig was. Maar waar vermogen wel mee-evolueert, blijven remmen, banden en chassisfysica achter. Elektronica kan veel compenseren, maar niet alles. En bestuurders kunnen het al zeker niet.
Te veel snelle EV’s eindigen in het decor
Het gevolg laat zich raden: voertuigen die meer kunnen dan hun bestuurder aankan. Gevolg: onveiligheid. Als de industrie zichzelf niet kan beheersen, dan doet de wetgever dat uiteindelijk wél. Europa morrelt al langer aan snelheidswaarschuwingen maar laat de uit de pan swingende vermogens nog ongemoeid. Maar China komt nu met de eerste echte tik op de vingers.
Daar legt een nieuw ontwerp van de nationale voertuigstandaard vast dat elke personenwagen bij het opstarten verplicht in een begrensde modus moet staan. Concreet: de sprint naar 100 km/u mag niet sneller dan vijf seconden gaan, tenzij de bestuurder zelf een andere stand kiest. En dat moet na elke herstart opnieuw. Een soort Eco-modus, maar dan verplicht, en vooral: ontworpen om launch control-enthousiastelingen af te koelen.
Dat treft vooral de hyperkorte sprinttijden van elektrische modellen. Denk aan een Xiaomi SU7 Ultra (1,98 s), Zeekr 001 FR (2,02 s), Tesla Model S Plaid (2,1 s) of BYD Yangwang U9 (2,36 s). Ze mogen nog steeds knallen, maar niet meer automatisch vanaf de eerste meter nadat je instapt.
Doe eens normaal
De maatregel staat nog niet in wetboeken, maar is wel een duidelijke voorbode. De EV heeft acceleratie democratisch gemaakt, maar tegelijk is het nut van die eigenschap van elektrische voertuigen erg beperkt. Als constructeurs niet snel “normaal” doen, dan zullen overheden het wel doen. In China is dat proces alvast begonnen.