Renault 12, toen eenvoud nog voldoende was (1969 - 1980)

Vergroot foto
Door: HM 10-05-2020

De verwachtingen omtrent een auto waren in de jaren ’60 toch even anders. Er was nog geen WLTP, lage emissiezones, punten voor veiligheid of de nood aan een ergonomische cockpit. Het lastenboek bij Renault zag er in die periode voor een nieuwe gezinswagen zo uit: die moest economisch zijn, zeker niet gesofisticeerd of complex. Voldoende ruimte, een praktische koffer en een bescheiden motor volstaat. Makkelijk te produceren, zodat die op meerdere plaatsen in de wereld van de band kon rollen. Betrouwbaar, dus ook geschikt voor een aantal exportmarkten (Noord Afrika, Turkije), maar ook voldoende comfortabel naar de smaak van de Fransen. En geschikt voor meerdere varianten: vierdeurs, break, coupé (R15/R17).

Betaalbaar en eenvoudig

Daarmee moesten de Renaultingenieurs aan de slag om te zorgen dat er een gepaste vervanger kwam voor de verouderde R8/R10, die hadden de motor nog achterin en achterwielaandrijving. De nieuwe gezinswagen met de motor voorin en voorwielaandrijving moest een plaats onder de R16 krijgen. Maar minder vooruitstrevend, geen vijfdeurs, minder sterke motoren, lichter en goedkoper. De R12 mikte dus duidelijk niet op het duurdere segment van de R16, maar was voor modale gezinnen bedoeld. Vandaar het concept van een klassieke vierdeurs, maar ook verkrijgbaar als ruime stationwagen, wat in die tijd eerder uitzonderlijk was.

Renault heeft toch iets met apart vormgegeven auto’s. De R16 pioneerde met z’n vijfde deur en ook de R4 of R5 hadden een kenmerkend design. En dat bleek telkens te werken. Ook deze R12 had geen alledaags jasje, een klassieke vierdeurs, maar geen vierkante doos, veeleer een vloeiend, symmetrisch design. Geen hoge koffer of uitgesproken wigvorm zoals dat later de norm zou worden. Aan de R12 kleefde geen jong of flitsend imago. Een gezinsauto hoefde in die tijd niet dynamisch te zijn of agressiviteit uit te stralen. Eerder een zacht en vrolijk design voor bescheiden en betaalbaar vervoer. 

Meer moest dat niet zijn

De R12 zorgde niet echt voor een rimpeling in het wateroppervlak
De nieuwe R12 bleek verrassend ruim en comfortabel. Als gevolg van het erg lichte plaatwerk kon z’n gewicht beperkt (900kg) blijven en reed de bescheiden R12 best goed. Van wat gerammel en gekraak keek men in die periode niet echt op. De voordelen van de eenvoudige opzet van de R12 werden snel duidelijk. De R12 deed wat hij moest doen. Hij was voldoende ruim en comfortabel. De motor was beperkt in vermogen, maar best zuinig. En de prijs was competitief. Aanvankelijk was er een L of TL-uitvoering, de L had een voorbank, de TL twee volwaardige aparte stoelen. Later kwam er een TS (type sport)-versie bij, of de meer luxe TX-versie bij. Ook verkrijgbaar met een automaat. De basisuitvoeringen hadden een zeer minimalistisch interieur, schijfremmen voor en trommelremmen achter, maar geen rembekrachtiging. In tegenstelling tot de R16 had de R12 geen onafhankelijke achterwielophanging maar een lichte, starre achteras. Omdat deze R12 ook als werkpaard moest dienen. Gelanceerd met een heel klassieke 1300cc (54pk), niks speciaals. Later kwam de 1600cc. 

We kunnen ons dat vandaag niet meer voorstellen maar de toenmalige auto’s met de motor op de vooras en voorwielaandrijving hadden nog geen stuurbekrachtiging, dat betekende een erg zwaar stuur, zeker bij het parkeren. Belangrijk bij de R12 was de hoogteregeling van de koplampen. Hij had een erg zachte vering, dus met wat volk op de achterbank en een volgestouwde kofferbak schenen de koplampen merkelijk hoger en werden de tegenliggers verblind.

Sportieve rakker

Renault had ook een sportieve reputatie hoog te houden. Daarvoor werd veelal beroep gedaan op Gordini. Deze tuner slaagde erin om ordinaire Renaultmodellen op te peppen tot sportieve rakkers. Vandaag wordt daar smalend over gedaan, maar de R12 Gordini met de lichtmetalen 1,6-litermotor uit de R16, voorzien van twee dubbele Weber-carburatoren, beschikte over 123 pk. Hij werd merkelijk strakker afgeveerd en had vijf versnellingen. Maar vooral die marine blauwe kleur met witte strepen gaven een heel ander cachet. Nog later kwam er een Alpine-versie. Maar die was minder bekend en kende een zeer beperkte oplage.

Renault had al oog voor globalisering

Goed gezien van Renault om de R12 ook op andere continenten te produceren: in Brazilië, Turkije of Australië. Maar de meest succesvolle productie gebeurde in de Roemeense Dacia-fabriek. Daar werd de R12 onder licentie quasi ongewijzigd van 1969 tot 2004 geproduceerd als Dacia 1300. Na 35 productiejaren liepen daar eind 2004 de laatste exemplaren van de band. Bijna 2 miljoen exemplaren geproduceerd. Geen toeval dat Dacia net deze vierdeurs Renault begon te produceren. Het DNA van de R12 sloot naadloos aan bij Dacia: geen trendy of modieus gedoe en evenmin complex. Voldoende ruimte maar geen overdaad, een praktische koffer en een bescheiden motor volstaan. En liever geen vooruitstrevende technologie. Betrouwbaar vonden ze in Roemenië veel belangrijker. Hij was ook makkelijk om te turnen tot verschillende varianten: vierdeurs, break tot zelfs een pick-up.

Vele nakomelingen

Deze brave en betaalbare familiewagen heeft niet echt voor een rimpeling in het wateroppervlak gezorgd. Dat was ook niet de bedoeling. Toch heeft deze bescheiden R12 uiteindelijk een lange reeks van opvolgers gekregen: na R12 kwam R18, vervolgens de hoekige R21 en dan drie generaties Laguna en vandaag de Talisman. Als je die allemaal naast elkaar zet, merk je hoe de normen en verwachtingen opgeschoven zijn. En vooral wat een lichtgewicht die R12 was. Maar wat betreft productie-aantallen kon de simpele R12 z’n opvolgers moeiteloos overvleugelen. Hij klokte af op (wereldwijd) 4,2 miljoen exemplaren, met dank aan Dacia en z’n Turkse variant. Dus ooit was de R12 een heel vertrouwde verschijning in het straatbeeld van vele Europese landen. Helaas heeft de roestduivel z’n werk gedaan, deze charmante fransoos is geheel verdwenen.

Geef commentaar
comments by Disqus