Citroën is de eerste om z’n compacte telg uit de C1 – Peugeot 107 – Toyota Aygo drieling op de markt te brengen. Hoewel de drie merken elk hun eigen stijlaccenten leggen, zijn de drie stadsrakkers onderhuids identiek. Het interieur is opvallend ruim en dankzij de aanwezigheid van talrijke bergvakken ook functioneel, maar niet vrij van zonden. Het zitmeubilair valt tijdens lange ritten door de mand en we missen een echt handschoenkastje waarin je wat spulletjes aan het zicht kan onttrekken. Een meer dan redelijk plaatsaanbod binnenin heeft nefaste gevolgen voor de kofferruimte. Die is nog slechts 130l groot. Omdat je een auto binnenin moeilijk groter kan maken dan aan de buitenzijde willen we dat nog met de mantel der liefde toedekken, maar voor de belaadbaarheid heeft Citroën geen excuus. Bij het ontwerp van de kofferklep, in feite één glazen paneel, is men te krenterig geweest. Daardoor is de laadopening te klein en de drempel veel te hoog. Doodzonde. Omwille van kostprijsoverwegingen beschikt de C1 ook niet over een verschuifbare achterbank, maar de rugleuning neerleggen kan wel.
De prettig klinkende driepitter is zuinig en trekt enthousiast aan het 800kg zware koetswerk zolang je de omwentelingssnelheid boven 4.000t/min houdt. Gelukkig blijft het verbruik ook dan binnen de perken. De ophanging is eerder stug. Dat is een nadeel op slecht wegdek in de stad, maar een voordeel op de snelweg waar het model zich mede dankzij de ver op de hoeken geplaatste wielen opvallend volwassen gedraagt. De C1 is er vanaf € 8.550. De vijfdeurs kost € 300 extra.