Renault 21 Turbo: een krachtig statement (1988 - 1994)

Bekijk 16 foto's
Door: HM 05-01-2020

Vroeger waren straffe prestaties uitsluitend weggelegd voor de echte sportwagens, lees: sportcoupé’s en GT’s. In de jaren ’80 kwam er echter een stijgende vraag naar een praktische vierdeurs met een flinke motor onder de kap. Zo’n auto met een koffer en plaats voor het hele gezin, maar ook rij-eigenschappen waar papa blij van wordt. Twee auto’s voor de prijs van één. Alsmaar meer constructeurs wilden die niche ontdekken. De ferme imagoboost was meegenomen. Dus naast de bekende BMW 3 of Mercedes 190, verzeilden ook de massaconstructeurs in een pk-race. Er was de Ford Sierra Cosworth, de Peugeot 405 Mi16, de Citroën BX 16S of een potige Alfa 75. Ook Renault wou meespelen.

Een gewone R21 blonk eigenlijk nergens in uit. Aangenaam en prettig comfort, zachte stoelen en dito vering, maar toch vooral een saaie vierdeurs. Tot in 1988 de sportieve variant werd gepresenteerd. Renault zocht z’n heil in het wondermiddel ‘turbo’. Het Franse merk was al enige tijd een pionier in het aanblazen van de motor. Niet in het minst dankzij de investeringen in de Formule 1.

Turbo, het nieuwe toverwoord

Vergeleken met de klassieke Renault 21 kreeg de ambitieuze R21 turbo een licht gewijzigd front met bredere koplampen, een kleinere grille en een bumper met geïntegreerde spoiler en mistlampen. Sportieve zijskirts, een stoerdere achterbumper, de obligate spoiler op de achterklep en een dubbele verchroomde uitlaat.

Maar het was toch de motor die alle aandacht trok. Een krachtige 2 liter turbomotor (175pk) voorzien van een forse Garrett T3 turbocompressor en 2 tussenkoelers. Het resultaat mocht er zijn. De R21 turbo ging gezwind boven de 220km/u en flitste in 7.4 seconden naar de 100km/u. Zonder een krimp te geven, indrukwekkend. De sportieve concurrentie (ook BMW of Alfa) moest naar adem happen.

Renault had de juiste, overtuigende combinatie gevonden
Die ruime hoeveelheid pk’s kwamen zeer gecontroleerd op het wegdek, vooral dankzij de aangepaste, stuggere wielophanging en betere banden. Deze R21 was niet alleen verbazend krachtig maar had ook een uitzonderlijk rijkelijke uitrusting. Het interieur mocht er wezen: sportstoelen, een driespaaks lederen stuurwiel, een instrumentarium met rode accenten en vele metertjes, tellers en lampjes die geruststellend lieten weten dat alles in orde was. De Renaultverkopers die dit bommetje moesten afleveren, zullen flink bezig geweest zijn om al die dingen uit te leggen.

Echte schoonheid zit vanbinnen of onder de motorkap

Al dat moois verpakt in een discreet jasje. Geen overdadige spoilers of striping. Dat werd geapprecieerd. Je kon ’s morgens braaf parkeren op de personeelsparking, naast de saaie Passats en Vectra’s. Maar ’s avonds of in het weekend volop uitleven op rustige landwegen. Even een BMW 3 voor schut zetten.

De eerste versie van de R21 had strakke en hoekige lijnen. Bij de update in 1990 werd hij wat zachter en ronder gemaakt. De R21 verloor wat karakter en een katalysator werd toegevoegd waardoor het vermogen terugliep naar 162 pk. Naast de voorwielaangedreven R21 turbo werd een tweede variant toegevoegd: de Quadra. Deze had permanente vierwielaandrijving. Onder normale omstandigheden was er een verdeling van 65% krachtoverbrenging op de voorwielen en 35% op de achterwielen. De topsnelheid van deze versie bedroeg 217 km/h en hij accelereerde in 8,6 seconden naar 100 km/h. Minder krachtig, maar Renault showde graag z’n kunde en techniciteit.

De juiste mix

Renault was niet de eerste die een turbo ontwikkelde, maar de Fransen hadden er wel veel tijd en energie ingestoken met zeer veel impact in de sector. Mede dankzij z’n succesvolle Formule 1-team. Reeds jaren voor de R21 turbo had Renault al wat vingeroefeningen met de turbo gedaan. Er was de beruchte kleine R5 met z’n middenmotor en een breed achterste. Maar die stond voor rauwe, pure onversneden sport, dus exclusief voor een selecte minderheid. Er was ook de R9 of R11 turbo, maar die bleken toch niet overtuigend. Te slap, en gruwel o gruwel, op comfort gericht. Ook de voorganger van de R21, de R18 had al een turbovariant. Maar ook die stond nog niet op punt. Pas met de R21 turbo was het echt raak. Renault had de juiste, overtuigende combinatie gevonden.

Hoe zalig die R21 turbo ook was, z’n opvolger, de Laguna vanaf 1994, kreeg geen uitgesproken sportieve turbovariant meer. Dat maakt de weemoed naar de R21 turbo alleen maar sterker.

Geef commentaar
comments by Disqus