Die Britten toch. Ooit een glorierijke geschiedenis, maar ergens onderweg helemaal de weg kwijt, met chaos, Brexit en kakafonie tot gevolg. Niks lijkt nog te lukken. Ook Rover zat in dat ziek schuitje. Ooit een klinkende naam, een groots verleden, maar dan volgde de pijnlijke aftakeling. De Britten hebben lange tijd gedacht dat hun Kingdom het vanzelfsprekende alleenrecht had op pareltjes van moderne techniek. De zelfvoldane Britten gingen iets te nadrukkelijk achteruit leunen en nestelden zich in hun grootheidswaanzin. En in volle overmoed vergaten ze hun kwaliteit te bewaken, gecombineerd met erg veel sociale onrust bleek dat geen goede voedingsbodem voor kwalitatieve producten.
Turbulenties in de Britse auto-industrie
Onbegrijpelijk hoe die ooit zo florissante Britse auto-industrie zichzelf de gracht in reed. Na de grote SD1, de laatste echte Rover en alweer een verlieslatend fiasco, kwam de Britse trots in Japanse handen. Honda zag wel iets in die prestigieuze, oude adel. Maar het werd een halfslachtige aanpak. Zachte heelmeesters maken helaas stinkende wonden. De Japanners probeerden hun nuchtere, franjeloze Honda-modellen te voorzien van een Roverbadge. De kwaliteit ging er op vooruit, ja, maar zo zielloos. Het waren geen echte Rovers meer.
Back to the roots
Vanaf 1994 was BMW de nieuwe eigenaar van Rover. De Duitsers beseften dat Rover terug naar z’n Britse roots moest. Geen saai Japans design meer. De nieuwe 75 (seventy five) wou terug een flinke Britse auto worden, zowel binnenin als aan de buitenkant. En ja, de 75 was geen Japanse of Duitse kloon. Einde 1998 werd de 75 een eerste keer getoond aan het publiek. De dealers mochten hem vanaf februari 1999 verwelkomen. De nieuwe Rover werd goed onthaald, eindelijk een kwalitatief Brits product. The glory days are back. Zo leek het toch.
Britse aristocratie
Een vloeiende lijn, overgoten met retro-elementen, een agressief en stoer front, wat chroombiesjes en een slanke, elegante derrière. Deze nieuwe Rover straalde wat aristocratie uit. Ja, BMW/Rover had z’n huiswerk grondig gemaakt. Zeker geen snel copy-paste-gedoe. Deze Rover kon rijden, zeg maar glijden, als een echte limousine maar met een lager prijskaartje. En vooral een heel klassieke auto. Dus eerst gelanceerd als vierdeurs. Enkele jaren later werd een breakvariant toegevoegd.
Toch vreemd dat BMW, als notoire believer van achterwielaandrijving, voor het klassieke, Britse Rover op de proppen kwam met... voorwielaandrijving. En straffe motoren. Het motorenpalet begon met een 1.8 liter, naast een 2 liter en een forse 2.5 liter (6 cilinder). Zeker niet de meest zuinige motoren. Er kwam zelfs een verlengde versie met een (Ford) V8 van 4.2 liter, totaal niet zuinig. Die had dan weer achterwielaandrijving. Kan je nagaan wat dat gekost heeft. Straffe ambities, of veeleer hoogheidswaanzin? Voor de meer rationele veelrijders kwam er ook een dieselvariant. Dat werd de BMW 2 liter diesel. Een moderne direct ingespoten commonrail. Dus de motoren waren zeer OK. Z’n rijgedrag ook.
High society
Binnenin vond je de zalige Britse saloonsfeer. De ontwerpers waren niet zuinig met hout, chroom en crème kleurig leder. Het interieur van de Rover 75 gaf de bestuurder het gevoel in een exclusieve auto te rijden. Opvallend grote stoelen en een gevoel van ruimte. De statige uitstraling van een Jaguar of zelfs een Rolls Royce was niet veraf. Voor je ’t goed besefte, begon je wat neer te kijken op het plebs. Maar de concurrentie was niet min. Hij mikte op gevestigde waarden als een BMW 3, Audi A4 of Mercedes C en ook wel de Alfa 156, Saab 9-3 of Volvo S60. Maar deze Rover stond z’n mannetje. Een prima reiswagen met de afmetingen van een klasse hoger.
Roewe 750
Toch waren een BMW 3 of een Audi A4 niet echt onder de indruk. Kiezen voor een Rover was toch vooral een kwestie van emotie. Sommigen bezweken voor de Britse charmes en flegma, en namen die kleine storingen er dan maar bij. Maar die doelgroep werd alsmaar kleiner en na zeven productiejaren rolden er slechts 211.000 stuks uit de Britse fabriek. Dat was toch beneden de verwachtingen. Het cynisch grapje ging de ronde dat deze Rover de enige auto was die vanuit de ruimte zichtbaar was. Er stonden tienduizenden onverkochte Rovers 75 op opslagterreinen verdeeld over heel Engeland. Dat was nog lang voor het dieselgesjoemel van VW. Dat gaf gelijkaardige beelden.
Toch was de laatste Rover geen slechte auto. Een goed gemanierde, stille en soepele reisberline met aangename Britse charmes. Maar hij kwam te laat, het kalf was al verdronken. Niemand geloofde nog in deze Britse glorie. Rover werd voor een appel en een ei verkocht aan de Chinezen. Daar kreeg hij een tweede leven als Roewe 750. Hoe cynisch.