Wanneer Jaguar vorig de eerste generatie van de XK na een carrière van 9 jaar op pensioen stuurde, was het best verkochte sportwagen van het merk. Een opsteker die het merk zeker kan gebruiken. En net daardoor kan het zich ook bij deze nieuweling geen vergissingen permitteren. De vormgeving behoudt de klassieke proporties van het alom bejubelde origineel, aangevuld met enkele avant-gardistische trekjes. Jaguar mengde zelfs wat Aston Martin door de saus. De koets is zeer verzorgd, maar de voorbijgestreefde antenne is een afknapper.

De vorige generatie was voor grote mensen aan de krappe kant. Jaguar voorziet daarom meer beenruimte en ook 2 extra centimeters voor het hoofd. Dankzij (optionele) aluminium sierlijsten oogt de aankleding wat moderner dan voorheen, zij het zonder de traditionele waarden overboord te smijten. De ergonomie is helder en de materiaalkeuze onberispelijk. De twee noodzitjes zie je beter als een uitbreiding op de kleine kofferruimte.

De veiligheidsuitrusting is compleet en omvat zelfs een actieve motorkap, die de kans op letsel bij zwakke weggebruikers vermindert. Onder de kap zit een 4,2l grote V8 die met 300pk en 411Nm de geheel uit aluminium opgetrokken XK naar 100 stuwt in 6,2 tellen. De ophanging verdient alle lof en hoewel je met uithoudende remmen en een communicatieve stuurinrichting alle ingrediënten voor sportieve pret in huis hebt, verhindert de bemoeizieke stabiliteitscontrole dat je daar ook effectief plezier aan beleeft. Een doodzonde… De XK Convertible is er vanaf € 93.400. Een correcte prijs, vooral omdat de opties –naar verhouding- geen fortuinen kosten.