Citroën Xsara Picasso (1999 - 2011)

Bekijk 14 foto's
Door: HM 09-06-2019

Vandaag is het al SUV of crossover wat de klok slaat. Maar nog niet zo lang geleden beleefden de monovolumes een jarenlange hoogconjunctuur. Eerst waren er de grote MPV’s (zoals de Espace) en in 1996 presenteerde Renault z’n Mégane Scenic. Dat bleek een instant succes en autoland besefte dat er met de midi-MPV een nieuw segment geboren was. Enkele jaren later volgden oa de Zafira, Multipla of Touran.

Multi Purpose en vooral space

De midi-MPV moest de voordelen van een (grote) MPV combineren met de wendbaarheid en veiligheid van een compact model. Dus een C-segmenter maar een stuk hoger, praktischer en met vele opbergvakjes. Motor en onderstel kwamen telkens van de klassieke, populaire C-segmenter (Megane, Astra, Focus….) dus dat scheelde in de ontwikkel-en productiekosten.

Ook Citroën wou niet achterblijven. De jaren ’90 waren niet meteen de meest creatieve jaren voor het ooit zo innovatieve Citroën. Behalve de XM, vond je bij Citroën vooral brave types zoals de Saxo, ZX, Xsara of Xantia. Geen slechte auto’s. De kwaliteit ging er op vooruit, maar ’t konden even goed Opels zijn. Citroën had ook al een grote MPV: de Evasion. Gewoon een kloon van Peugeot/Fiat. Saai, rechthoekig, alleen oog voor de praktische kant, niet echt inspirerend. Zeker met die eerste generatie MPV’s zou je denken dat een space-wagon zich louter leende voor banaal design. Niet zo bij Citroën. Met de presentatie van de Xsara Picasso toverden de Fransen in 1999 iets opvallends uit hun hoed en eindelijk hervond Citroën weer wat van z’n creativiteit.

Praktisch en modulair

Een MPV is één goot geheel. Dat komt de binnenruimte ten goede. Bij de Picasso betekende dat een uitgesproken eivorm. Je moest al goed kijken wat voor-of achterkant was. Een geheel van zachte rondingen zonder een klassieke neus of kont. Geen saaie rechthoekige koplampen, opvallend grote raampartijen en een hoge daklijn, dus makkelijk in-en uitstappen. Ook het dashboard werd geheel naar voren geschoven en vond z’n plaats boven de motor. In combinatie met de grote hellende voorruit gaf dat een uitgesproken ruimtelijk gevoel. Geen klassieke achterbank, maar drie losse zetels, die je elk afzonderlijk er kon uithalen. Achteraan had je klaptafeltjes en tal van opbergvakjes. Elke inzittende kreeg royaal plaats, terwijl de Picasso slechts een fractie langer was dan de gewone Xsara hatchback. Die ruimte en modulariteit waren de troeven van een MPV. De eerste generaties midi-MPV’s hadden nog vijf zitplaatsen om uit het vaarwater te blijven de van de grotere broer. Bij volgende generaties steeg dat naar zeven zitplaatsen.

Franse rijcomfort in combinatie met ruimte

De Picasso kreeg de (degelijke) onderbouw van de gewone Xsara, daar was niets mis mee. Integendeel, Hij trapte niet in de val van vele MPV’s, neen deze Citroën stuurde ondanks zijn grotere afmetingen en gewicht erg levendig, met dank aan die passief sturende achteras van het Xsara-onderstel. Het bleef een Citroën en dus kan je over het algemeen harder over drempels of door bochten dan je zou verwachten. De Picasso beschikte niet over de fameuze hydropneumatische vering, maar ook zonder deze zijdezachte ophanging zorgde de Picasso voor een verrassende portie rijplezier. Knap van Citroën om het Franse rijcomfort te kunnen combineren met de praktische voordelen.

De Picasso kreeg ook de bekende motoren van de Xsara. En bij de diesels viel dat mooi samen met de veel gelauwerde HDI-diesels met common rail. De Picasso was op z’n best met de 2 liter HDI. Zuinig, soepel en aangenaam rijden.

Eigenwijs en tegendraads

Ja, die naam was goed gekozen. Picasso was een eigenwijze, tegendraadse kunstenaar, maar zeer succesvol. Citroën betaalde graag wat extra om deze naam en uitstraling te mogen gebruiken. Net zoals de eigenwijze stijl van Picasso, was niet iedereen fan van het eivormig Citroënmodel uit de tekenpen van Donato Coco, zoals dat voor een Citroën hoorde. Mooi of niet, deze Citroën gaf alleszins blijk van durf en karakter en bleek vooral een goede gok. De Xsara Picasso bleef tien jaren ongewijzigd in de catalogus en klokte af op 1.7 miljoen exemplaren. De opvolger, C4 Picasso, debuteerde in 2006, en wat later kwam daar ook een zevenzitter bij, zoals de markt dat toen verwachtte. Zowel de oude als de nieuwe Picasso bleven nog even naast elkaar bestaan. Pas in 2011 werd de productie van de succesvolle eerste Picasso stopgezet. Sinds kort is de benaming Picasso echter verdwenen bij Citroën. De MPV’s kregen de nietszeggende naam ‘SpaceTourer’.

Geef commentaar
comments by Disqus