Het hoofdstuk interieur kunnen we beginnen met een lading goed nieuws. De XK Convertible bleef een cabriolet zoals een cabriolet hoort te zijn; met een bijzonder goed opgespannen hoogwaardige en goed geïsoleerde stoffen kap die met één druk op de knop in 18 seconden de onder de gordellijn duikt. Bij open rijden zorgen een windstopper en de zijruiten ervoor dat je behalve wat gefluit – je rijdt nu eenmaal dakloos – nauwelijks wind binnenkrijgt. Een dergelijk goed resultaat hebben we nog maar zelden gezien. Ander goed nieuws is dat de XK een 2+2 blijft. Niet dat u van ons gaat horen dat de achterbank geschikt is voor tieners, wellicht niet eens voor kleine kinderen, maar je kan er bijvoorbeeld wel bagage, het resultaat van een dagje shoppen of huisdieren op kwijt en dat is wel zo praktisch. Vooral omdat je met de bagageruimte anders niet veel kan aanvangen. De Coupé krijgt dan wel een praktische derde deur, de convertible moet het vanzelfsprekend stellen met heel wat minder koffer. In het gedeelte onder de dakconstructie past een attachékoffer met moeite. Het deel net onder de kofferklep biedt gelukkig net voldoende ruimte voor een golfset.

De beschikbare hoofdruimte ging er met 2cm op vooruit. Dat was absoluut noodzakelijk want de achilleshiel van de eerste generatie en het blijft nog maar de vraag of die 2cm voldoende zijn. Tegelijk werd ook de been- en ellenboogruimte groter. De lay-out van het dashboard en het interieur is Brits, ook al ontbreekt het zo typische J-gate dat lang het schakelrooster van het merk met de kat uitmaakte. Behalve de uitstekende materialen –zo is de boordplank bijvoorbeeld geheel met leder bekleed- valt ook op dat Jaguar z’n ergonomie ondanks een zondvloed aan nieuwe functies overzichtelijk weet te houden. Het 17cm grote aanraakscherm op de middenconsole, met een heldere menustructuur, bewerkstelligt dat.