De federale regering wil vaart zetten achter de invoering van een verplicht mobiliteitsbudget voor werknemers met een bedrijfswagen. Al op 1 januari 2026 moet elke werkgever zo’n alternatief aanbieden. Maar minder dan twee maanden voor die deadline is er nog geen duidelijkheid over regels of toepassingsgebied. Werkgevers spreken van een overhaaste maatregel die voor extra fiscale complexiteit en administratie zorgt, terwijl de overheid zelf 100 miljoen euro per jaar aan inkomsten dreigt mis te lopen.
Vrijwillig mobiliteitsbudget flopte
Het mobiliteitsbudget werd in 2019 ingevoerd als een vrijwillige optie. Werknemers konden hun bedrijfswagen (deels) inruilen voor een budget om te besteden aan alternatieven zoals openbaar vervoer, een fiets, deelauto’s of zelfs huisvestingskosten dichter bij het werk. Dat moest files verminderen en mobiliteit verduurzamen, maar het systeem flopte.
Volgens het regeerakkoord moest het budget eerst hervormd en uitgebreid worden naar alle werknemers, waarna een verplichting zou volgen. Maar die logica is verlaten: de regering draait de volgorde om. Ze voert nu eerst de verplichting in en denkt pas daarna aan hervorming. Werkgevers noemen dat “de wereld op zijn kop.”
Sector vraagt eenvoud en meer tijd
“Het mobiliteitsbudget kan een krachtige hefboom zijn voor flexibelere mobiliteit, maar dan moeten de regels eenvoudiger en duidelijker,” zegt sectorfederatie FEBIAC. Bedrijfswagens blijven volgens hen essentieel voor zakelijke mobiliteit, en ondernemingen hebben meer tijd nodig om het systeem te begrijpen en te integreren.
Daarnaast dreigt een grote budgettaire impact. Omdat het mobiliteitsbudget de waarde van de bedrijfswagen weerspiegelt en werknemers het vaak inzetten voor fiscaal gunstige uitgaven zoals huur of hypotheek, vervallen veel sociale bijdragen en belastingen. Volgens berekeningen betekent dat voor de federale kas 100 miljoen euro minder inkomsten.
Weinig draagvlak bij werknemers én werkgevers
Bedrijven zullen bovendien externe experts moeten inschakelen om hun personeel correct te informeren. Uit een recente enquête blijkt dat de helft van de werkgevers onvoldoende op de hoogte is van de verplichting. Intussen overweegt slechts 10 procent van de werknemers met een bedrijfswagen de overstap — goed voor 60.000 van de 600.000 betrokken werknemers.
Het doel van duurzamere mobiliteit wordt breed gesteund, maar de uitvoering is te snel, te onduidelijk en te complex, luidt de kritiek. Zonder grondige hervorming dreigt het mobiliteitsbudget zijn belofte niet waar te maken — en betalen overheid én werkgevers de rekening.